DE BRAHMA KIP

DE BRAHMA KIP

Bij kippenliefhebbers staat de Brahma kip bekend als een buitengewoon sierlijk ras. Met zijn indrukwekkende omvang doet deze kip zijn naam “koning van de kippen” eer aan, maar zijn karakter is vriendelijk en gemakkelijk tembaar. Een interessant feit is dat de Brahma zowel voor vlees als eieren wordt gehouden. Het huisvesten van deze forse vogels vereist echter voldoende ruimte, inclusief een binnenhok. Een hoge afrastering is niet noodzakelijk, aangezien Brahma kippen niet kunnen vliegen. In de categorie “leefomgeving” vind je meer informatie over de vereisten voor het houden van Brahma kippen.

OORSPRONG VAN DE BRAHMA KIP

De Brahma kip is een hoenderras wat zijn oorsprong vindt in het Brahmaputra gebied in India en Bangladesh. In Amerika en Europa werd dit ras verder ontwikkeld tot wat het nu is. De krielvorm van dit ras komt oorspronkelijk uit Engeland en sinds 1890 komt hij ook voor in Nederland.

Wanneer u de Brahma kip als koning onder de hoenderrassen beschouwt, dan kan de Brama kriel niet anders dan de prins zijn. Ondanks zijn afmetingen is de Brahma kriel een imponerende verschijning. De kleurslag Colombia is een van de meest gewilde onder liefhebbers van het Brahma ras, maar ook de variant Patrijs is erg geliefd.

Herkomst van de Brahma Kip

Ontstaan in de Indische provincie Brahmapootra. Het ras werd in Europa en Amerika tot zijn huidige kwaliteiten gebracht.

Algemene indruk

Een statig, opgericht hoen met goede donsontwikkeling en voetbevedering, zowel diep als breed van bouw, waardoor het type minder rond is, dan bijv. de Cochin. De klein lijkende kop met kopversierselen van geringe afmetingen doet het geheel nog gigantischer lijken. De houding is zelfbewust, doch niet wreed of vechtlustig.

Vormbeschrijving

Romp: breed en diep, zeer breed over de schouders
Kop: schedel vrij kort, breed, van boven gerond, wenkbrauwen flink overstekend; gezicht vrij van bevedering; levendig rood.
Kam: kleine drierijige erwtenkam,  zonder kamdoorn; stevig en recht op de kop geplaatst, lager en smaller van voren dan in het midden en achter; iedere rij regelmatig getand, de verhevenheden voor en achter kleiner dan in het midden.
Snavel: vrij kort, krachtig, goed gebogen; geel of geel met hoornkleurige aanslag aan de bovensnavel.
Kinlellen: klein, ter weerszijde van de tamelijk ontwikkelde keelwam, van onderen goed gerond, fijn van weefsel; levendig rood.
Oorlellen: lang, van onderen gelijk vallend met de onderzijde van de kinlellen of iets daaronder reikend, fijn van weefsel; levendig rood.
Ogen: groot, diepliggend; oranjerood tot roodbruin.
Hals: middellang, goed gebogen, zeer vol bevederd tot de nek, waardoor een duidelijke afscheiding van kop- en halsveren ontstaat; halsbehang overvloedig, de schouders geheel bedekkend en aansluitend aan de voorzijde van de hals.
Rug en zadel: rug kort, zeer breed en vlak tussen de schouders; vloeiend overgaand in een vol bevederd zadel, breed, in een nagenoeg rechte lijn oplopend naar de staartpartij; zadelbehang breed en aansluitend aan de staartdekveren.
Borst: zeer breed, vol, goed gerond en iets naar voren gedragen, diep en vol bevederd.
Vleugels: klein, vrij hoog gedragen, de benedenzijde van de vleugel vrijwel horizontaal, goed gerond, het benedeneinde van de vleugels geheel schuilgaande onder het zadelbehang.
Schouders: breed.
Staart: vrij kort tot middellang, vol, goed gespreid, reikt tot ongeveer de hoogte van de kinlellen, en sluit aan bij de recht oplopende lijn van bovenrug en zadel; sikkels kort, zijwaarts gespreid; staartdekveren talrijk, maar niet zo lang, dat deze de onderste staartstuurveren over de gehele lengte bedekken. De staartstuurveren vormen, van achteren gezien, een wijd geopende, omgekeerde V, welke gesteund wordt door talrijke staartsteunveren.
Achterlijf: vol, goed ontwikkeld, en vol bevederd.
Dijen: ruim middellang, krachtig, het bovenste gedeelte bedekt door de borstveren, de volle dijbevedering sluit goed aan bij de rijk bevederd hakken met zachte, geronde veren (manchetten), echter zonder gierhakontwikkeling.
Loopbenen en tenen: goed uit elkaar geplaatst, krachtig, van voldoende lengte om het geheel de gewenste hoogte te verlenen; krachtig bevederd aan de buitenzijde met naar buiten gerichte veren; vier krachtige tenen; buiten- en middentenen goed bevederd; loopbenen en tenen geel.
Bevedering: vol bevederd.

Eventuele verschillen tussen haan en hen

Behalve secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis.

Ernstige fouten

Gierhakken; gedeeltelijk onbevederde loopbenen; niet tot het einde bevederde buitentenen; onbevederde middentenen; geheel onvoldoende of te overvloedige en flodderige donsontwikkeling; te grote of slecht gevormde kopversierselen; smalle, zwakke bouw; te geringe grootte; anders dan gele beenkleur.

Fouten

Bovenstaande ernstige fouten minder vaak voorkomend.

Gewicht

Haan: 4-5 kg Hen: 3-4 kg

Ringenmaat

Haan: 32 mm Hen: 27 mm

KIPPEN MET EEN OPVALLENDE VERSCHIJNING

De Brahma, een statig kippenras met weelderige donsontwikkeling, is robuust genoeg om koudere klimaten te weerstaan dankzij de bevedering aan de poten en voeten. Bovendien heeft de Brahma een karakteristieke drierijige kam, ook wel erwtenkam genoemd.

Wat onmiddellijk opvalt aan de Brahma kip is zijn bouw: breed en diep, met een relatief kleine kop. Dit draagt bij aan zijn imposante uitstraling. Je vraagt je wellicht af hoe zwaar deze kippen zijn. Een volwassen Brahma hen weegt meestal tussen de 3 en 4 kilo, terwijl een haan gewoonlijk tussen de 4 en 5 kilo weegt.

De Brahma hen legt ongeveer 150 eieren per jaar. Ondanks het formaat van de Brahma kip zijn de eieren geel/bruin van kleur en wegen ze gemiddeld zo’n 53 gram. Als je geïnteresseerd bent in Brahma kippen, bekijk dan ons actuele aanbod!

© 2024 Copyright Brahma Kippen